
Stilte
© Jacques Marsmans
er zijn geluiden die je altijd kunt horen
en geluiden die je altijd herkent
zoals het donker gebrom van motoren
maar waaraan je als mens toch niet went
het gebrom om je voor te verbergen
het gebrom van het kwaad, van’t gevaar
van de macht, van’t geweld, van het tergen
het gebrom dat aan’t eind van vier jaar
ineens klonk als gekerm, vele dagen
tot het smadelijk ver weg verstierf
maar nerveus nog terug kwam bij vlagen
en de komende stilte bedierf
er zijn geluiden die je altijd kunt horen
en geluiden die je altijd herkent
het geronk van de vliegtuigmotoren
en dat raak je als mens niet ontwend
urenlang kon de hemel dan dreunen
veel te hoog voor wanhopig verweer
met de wil om die hemel te steunen
kwam meteen het vertrouwen ook weer
ineens bulderden zware kanonnen
ineens floot er een zwaar projectiel
werd lawaai met lawaai overwonnen
op de dag dat de stilte weer viel
er is een stilte waardoorheen je kunt horen
wat al lang is verwaaid met de wind
er ging veel in de stilte verloren
dat je daarin alleen maar hervindt
ik sta stil bij een klein bosje bloemen
bij het leven van velen, verstomd
onder stenen die hun namen nu noemen
als er af en toe nog iemand komt
ineens hoor ik een vrachtwagen keren
het gegil van zijn remmen klinkt schril
ik zal luidkeels de stilte citeren
ik ben vrij om te gaan waar ik wil